Geschiedenis

Hieronder de letterlijke tekst opgesteld door de heemkundekring ‘De Vlasselt’ in 1990

Huize en hoeve Roville

Enigszins verheven en vreemd klinkt de naam waarnaar huis en achterliggende hoeve luisteren Huize Roville en de gelijknamige hoeve: in de zuidoosthoek Zuiddijk-Pootweg. En wat voor de naam geldt, is ook van toepassing op de gebouwen en vroeqere bewoners van Huize Roville; het is allemaal onpolders, niets van de bouwstijl van ’t veelvuldig voorkomende boerderijtype in het noordwestelijk zeekleigebied van Noord-Brabant, is er in te herkennen, vroegere bewoners behoorden tot de notabelen en ook zo’n deftige naam treffen we maar zelden in een boers polderland aan.

Hoewel de gemeenschappelijke naam van Huize en Hoeve Roville ons doen vermoeden dat er historisch gezien een bedrijfsmatige samenhang bestaat, is deze er toch nooit geweest. Het enige dat ze ooit gemeenschappelijk hadden was de eigenaar. Huize Roville werd gebouwd in 1850 ter vervanging van een oude hofstede, genaamd “De Blaauwe Hoef”, een naam die niet bepaald uniek is. Zelfs binnen de gemeentegrenzen van Zevenbergen komt de naam meer voor. En verklaring voor deze naam hangt mogelijk samen met de kleur van de dakpannen. Een vraagteken is echter op zijn plaats, temeer omdat westelijk van deze hoeve de naam Blauwe Sluis ook voorkomt, direct belend door de Zuiddijk.

In 1652 pacht Jan Gommerde van St.Michielsgestel ruim26 bunder land van de heer Constantien Hellemans, woonachtig te Antwerpen. Deze 26 bunder met huis, schuur, boomgaard en verdere getimmerten en plantagien liggen ten oosten van de Pootweg. In 1678 blijkt hij pachter geweest te zijn van nog een twaalftal bunder land, gelegen noordelijk van de eerste 26 bunder tot aan De Lange Weg en eigendom van de heer van Sevenhuisen en Busermaten. De hoeve van zes bunder direct ten zuiden van De Lange Weg droeg in die tijd de naam “Het Vogelkoyke”, later verkort tot “Het Kooiken”. In 1633 wordt Jan Gommerden dan al genoemd. Als kwartiermeester werd hij toen belast om met zijn mannen op Hazeldonk 250 pallisaden te hakken. In 1648 is Jan gehuwd met Maayke Cornelissen. In 1675 heeft hij een knecht en een meid. Het aantal koeien bedraagt niet meer dan vijf en in de stal staan zes trekpaarden . Voor 1679 sterven Jan en Maayke.

Pachter wordt dan de van Terheijden afkomstige, Dielis Anthoniszn van Loon, in 1679 gehuwd met de 25- jarige Elisabeth Adriaansdr Damen. In 1690 hertrouwt zij met Petrus Janszn Vermunt. Elisabeth overlijdt vóór 1693. In 1698 is de Dordtse koopman Adriaen Mijnaert eigenaar van De Blaauwe Hoef. De pachters van rond 1700 zijn nu even zoek, maar in 1715 duikt Adriaan den Engelse op met zijn vrouw Eeltje Munters.

Tussen 1726 en 1742 is de Dordtse koopman Anthony van Asperen eigenaar. Adriaan van Etten boert in 1740 nog in het Outland op de Blaauwe Hoef. De Bredanaar Philip Racx, eigenaar van 1742 tot 1760, verhuurt de hoeve in 1752 voor ’n periode van 14 jaar aan Gijsbert Stapels. Gijsbert woonde reeds ‘lange jaren als castelijn op dit bedrijf. Philip huwde in 1753 met Clara Monkers. De pachter werd verplicht ’t kleine kamertje naast de hof ten alle tijde beschikbaar te stellen aan de verhuurder alsmede ’t gebruik van de grote kamer. Met de vruchten uit de twee boomgaarden was het al niet anders gesteld. Ook de paarden van de heer moest Gijsbert zonodig stallen. Twee à drie maal jaarlijks zou de pachter de heer voor een verblijf op de hoeve, met een rijtuig vanuit Breda heen en weer brengen. Dit alles zonder enige vergoeding. Stapels maakt de periode van 14 jaar niet vol. In 1755 is nog sprake van de bouw van een nieuwe schuur, het jaar daarop volgend is de hoeve ‘buyten huur’ met uitzondering van het woonhuis dat tot 1 mei 1757 nog bevolkt wordt door de achtergebleven familie van, waarschijnlijk, wijlen Gijsbert Stapels.

Philip Racx biedt zijn ‘extra schoone, plaisante en welgelegen hof stede met annexe landerijen’ in 1756 publiek te koop aan. (Zie plaatje boven aan deze pagina) De openbare verkoop liep uit op niets. Eerst in 1760 krijgt de hoeve nieuwe eigenaars namelijk Wouter Lambertsz. van Beek gehuwd met Dingena Cornelisdr. Biestraten. In 1765 overlijdt Dingena, in 1766 Wouter, na eerst nog een jaar gehuwd te zijn geweest met Adriana van Loon. net vier-jarige dochtertje Cornelia, uit het eerste huwelijk, blijft tot 1786 op de hoeve wonen. Haar oom Cornelis Lambertz. van Beek in, 1771 in de echt verbonden met Johanna Hendrika Snoeys (overl.l779), ontfermt zich over haar. Ook na haar huwelijk in 1786 met de Zevenbergse koopman Pieter Gerritsz. van Meer wordt de pachttermijn ten behoeve van oom Cornelis verlengd . In 1795 wonen er elf personen op de Blaauwe Hoef met als hoofd van het gezin de genoemde Pieter G. van Meer.

In 1802 wordt Pieter Tessers eigenaar en bewoner . Hij is gehuwd met de Wagenbergse Joanna van Schendel. In 1809 is er sprake van een te ‘amoveren huizinge’ van Pieter . Hierbij stelt Adriaan van Dongen , bouwman aan de Lange Weg , zich borg voor de betaling van de verponding aan het rijk, over de jaren 1806 tot en met 1815. Tot 1836 blijft de hoeve eigendom van de familie Tessers . Of de hoeve doorlopend door het qezin Tessers bewoond werd tot de verkoop in 1836 is nog de vraag. In 1825 namelijk, wordt Cornelis Wagenmakers als hoofdbewoner genoemd in gezelschap van nog zeven gezinsleden. In 1829 komt de 22-jarige Arnold Pieterszn Tessers vanuit Klundert op de hoeve wonen met zijn even oude vrouw Anna van Gils uit Zwaluwe. (Pieter Tessens overlijdt in 1831, zie gedachtenisprentje boven aan deze pagina). Ook de weduwe Tessers woont tot aan haar dood op de Blauwe Hoef.Servaas van Eekelent (geb.1801) koopt in 1836 de hoeve voor ’n bedrag van 25820 gulden. Met enkele familieleden, een meid en een knecht boert hij hier tot 1853.

De jaren die dan volgen, brengen grote veranderingen op de hoeve. Allereerst worden boer en boerin vervangen door baron en baronesse. Carel Johan Willem Clare Philip, Baron van der Borch van Rouwenoort, geboren in 1814 te Doesburg, nestelt zich aan de Pootweg met Louisa Anna Havelaar geboren in 1807 te Rotterdam, Baronesse. Het boerenhuis werd in 1850 vervangen door het thans aanwezige forse landhuis, zowel buiten, doch vooral binnen opgesmukt met barokwerk. Louvre vensters vergezelden de raampartijen en een dakruitertje met klok completeerde dit pand, in Langeweg en omgeving bekend staande als het ‘kasteeltje’.

Rondom werd het huis in de bloemen, planten en bomen gezet, voor zover deze nog niet aanwezig waren. Een tuinvijver en slinqerpaden deden alles verdwijnen wat nog zou kunnen herinneren aan de oude polderse hofstede. Toch hadden de nieuwe bewoners een zeer sterke band met het boerenleven. Allereerst was de baron rentmeester der domeinen van Z.K.H. Prins Frederik. Ten tweede liet hij aan de Pootweg in de jaren 1856,1859 en 1869 ’n vijftal landarbeiderswoningen bouwen voor zijn personeel.Ten derde had hij interesse voor nieuwe landbouwtechnieken. Zo liet hij, als een van het tweetal landeigenaren, in 1866 bij wijze van proef van een perceel de greppels dichten en vervolgens draineren.

Mogelijk dat vooral de belangstelling van de baron voor nieuwtjes op landbouwkundig gebied een verklaring aannemelijk kan maken voor de naam van bet landgoed Roville. In dit verband halen we er de Franse landbouwindustrieel en landbouwer Mathieu de Dombasle (l777-1843) even bij. In 1822 kocht hij te Roville in noord-oost Frankrijk een bedrijf van ongeveer 200 hectare aan waarop hij nieuwe landbouwmethoden toepaste. Zijn oogmerk was
er een modelbedrijf van te maken en de resultaten van zijn onderneming werden uitgegeven door hem onder de titel: ‘Annales de Roville’. Van der Borch moet een dergelijke onderneming op wat kleinere schaal ook voor ogen hebben gestaan. Kennis genomen hebbende van de genoemde annales, is daaruit de naam Roville voortgevloeid en de naam Blauwe Hoef geschiedenis geworden Een wat minder logische verklaring is een magere verfransing van de naam Rouwenoort. Voeg bij de eerste verklaring nog het feit dat de Baron medeoprichter was van de Maatschappij van Landbouw afdeling Breda en omstreken in l851 dan zal u het verband tussen landbouw en Roville overduidelijk zijn.

Het werk van ”de boer met de witte boord” en de bij hem in loondienst zijnde landarbeiders, werd gewoonlijk verbroken door het klokje op huize Roville. Somtijds ook door andere aangelegenheden. Zo vraagt de Baron in 1879 toestemming aan de gemeente voor het plaatsen van ’n muziektent en het houden van harddraverij langs de grindweg,ten behoeve van de Maatschappij van Landbouw.

In 1880 vertrekken Baron en Baronesse naar Breda. Zoon Frederik Wilhelm (1848-1895) blijft op Roville wonen. Vervulde zijn vader de functie van secretaris-penningmeester van de Maatschappij van Landbouw, Frederik Wilhelm hanteerde van 1881 tot 1885 de voorzittershamer hiervan. In 1887 wordt hij eigenaar van Roville. In dat jaar wordt hij ook benoemd tot burgemeester van Zevenbergen welke functie hij uitoefent tot aan zijn dood in 1895. Na zijn dood worden herenhuis remise stal voor paarden en vee, park en laan waarin opgaande bomen, twee boomgaarden, drie percelen bouwland, zestien percelen weiland en vijf arbeiderswoningen aan de Pootweg, publiek verkocht.

Adriaan Jacobus Lebret, koopman te Dordrecht was tot 1923 eigenaar van Roville. In de periode 1896-1924 werd Huize Roville het verblijf voor het gezin van de suikerfabrikant Cornelis Nicolaas Tielemant (1850-1911) qehuwd met Cornelia Frederika van de Wall (geb.l855) en vervolgens Adriaan Gerrit Verther (geb.l878) met zijn wederhelft Gertrui Elisabeth van de Voort (geb. l864).

Lebret laat in 1896/97 Hoeve Roville bouwen, een rechthoekig bedrijfspand met een in de zuidwesthoek ingebouwde woning. Met de windveren aan de zuidelijke gevel en het ronde venster in de top daarvan, is ook dit gedeelte van Roville een opvallende verschijning binnen ons Noord-West-Brabantse polderlandschap. In 1923 koopt Hermanus C. Korteweg de hoeve. Van 1934 tot 1951 was het een pachthoeve, eigendom van de Rijense lederfabrikant H.J. Aarts. In 1951 wordt de hoeve verkocht aan de familie Schouwenaars-Gabriëls welke er vanaf 1940 woonde. Nog steeds is de naam Schouwenaars verbonden aan Hoeve Roville.

Huize Roville werd in 1923 verkocht aan de N.V. Maatschappij tot exploitatie van steenfabrieken Helena, voorheen M. van Aken-van Beek. Marinus van Aken (1841-1912) stichtte in 1895 een steenbakkerij aan de zuidzijde van de Zuiddijk ongeveer tegenover Roville. Vanaf de aankoop van Roville door bovengenoemde N.V. ging Roville voor de tweede keer onderdak bieden aan een burgemeester, namelijk JJ.van Aken, eerste burger van de gemeente Zevenbergen van 1925 tot 1942.

In 1942 verkoopt de maatschappij Huize Roville aan Henricus G. van Stokkum, gehuwd met Adriana van Aken. Tijdens de oorlogsjaren wordt het huis bewoond door de familie Peeters. Van 1945 tot 1950 is Johannes A.C. Luijten, aannemer te Nijmegen, eigenaar en vervolgens Cornelius Ant. Bastiaansen die tevens bewoner is. Vanaf 1964 tot in de jaren tachtig vinden we er de familie van Oers-Schneijderberg. Sindsdien wordt Huize Roville, evenals zovele van oorsprong agrarische woongelegenheden in onze streek, bewoond door burgers die voor wat betreft hun hoofdmiddel van bestaan niet langer zijn aangewezen op het uitoefenen van een land- of tuinbouwbedrijf.

Roville, een benaming die als het ware vals klinkt in combinatie met Slikgat, de wijk waarin het landgoed gelegen was. De bekendheid van Roville zal zich nooit verder uitgestrekt hebben tot de grenzen van de gemeente. Anders zou dit zijn geweest indien aan een plan van de Provinciale waterstaat van Noord Brabant uit de jaren 1934-1936, uitvoering gegeven zijn. Dit plan voorzag in een verbetering van de afwatering van de nabijgelegen merk door het graven van een afwaterings- en scheepvaartkanaal van Roville naar de Roode Vaart bij ‘Hou Mannen Hou’, anderhalve kilometer ten noorden van Zevenbergen. Gekozen werd voor een andere oplossing. Huize en hoeve Roville konden blijven bestaan maar met het kanaal van Roville is het anders gegaan.